In de jaren ’80 van de vorige eeuw is deze een vraag herhaaldelijk beantwoord door vele
or-leden en bestuurders. Maar nu? Hoe komt het dan dat ondernemingen vooral streven naar groei en steeds hogere winsten? Is dat het sociale karakter waar de or voor staat? Want de spijkerharde lijn van veel ondernemingen is het inkrimpen van personeel en het verplaatsen van productie. Dat levert immers meer winst op.
Waar zijn de conciërges of de koffiedames gebleven? Mensen uit de vroegere sociale werkplaatsen moeten een werkplek krijgen in ondernemingen. Waarom gaat dat niet lukken? Waarom is er een grote onvrede in ons land en ver daarbuiten over de politiek en moet er een referenda komen? Maar erger is de toenemende verruwing in het openbaar vervoer en op straat. En met de verkleuring van de inwoners van ons land ook de uitingen van racisme. En dat in een participatiemaatschappij.
De uitstraling van hoe het in de onderneming er naar toe gaat naar medewerkers en naar buiten is heel groot. Een toenemende verarming van het sociale gehalte van de onderneming heeft tot gevolg dat de medewerkers dat gaan uitdragen en daaraan meedoen. Ook buiten de onderneming. Dat heeft weer als gevolg een steeds sterkere roep om veiligheid en overheidstoezicht.
We moeten meedoen in onze participatiemaatschappij. Maar doen we dat dan ook? Want waar is de stem van de or over de sociale kant van de onderneming? Aan de wet kan het niet liggen, want vriend en vijand vinden dat de bevoegdheden en mogelijkheden van de or voldoende zijn. Ze worden niet voldoende gebruikt maar dat is wat anders. En dat zou dus beter moeten. Maar ook daar heeft de or mogelijkheden voor.
Het samenleven begint met het samenwerken. Dat was altijd lastig maar met de verkleuring en de taalbarrières wordt dat niet gemakkelijker. Daar moet veel in geïnvesteerd worden om verruiging te voorkomen. Sterker nog, heel veel medewerkers zijn niet gewend om met geheel andere mensen om te gaan. De personeelsselectie is gericht op het vormen van teams met gelijksoortige mensen.
Het gedrag van de medewerkers en van onszelf is individualistisch. En daardoor ontstaat het zoeken naar een collectieve norm. Wat verbindt ons als Nederlanders en als medewerkers in de onderneming. Zijn de medewerkers nog trots op “hun” bedrijf of instelling. Dat is lange tijd voor velen een doel geweest. Willen werken bij Shell of Philips of de RABO want dan telde je mee. Een baan voor het leven.
Dat is voorbij maar daarmee is het kind met het badwater weggegooid. De basis van de samenwerking is ook het informele contact, de personeelsfeestjes en de personeelsuitjes. Dat mag iedereen ouderwets vinden maar het gaf wel de sfeer van vertrouwelijkheid.
Het is goed om eens om te kijken want het zijn bekende begrippen. Het wiel hoeft niet opnieuw uitgevonden te worden. Wat moet het doel van een sociale cultuur in de onderneming zijn voor de or? De or geeft invulling daaraan met medezeggenschap.
