Wat doe je als een van je beste medewerkers een ander beroep wil leren – en dus misschien vertrekt. Investeer je in die omscholing, ook als je weet dat je er zelf niet direct beter van wordt? Dit is het dilemma waar werkgevers steeds vaker voor staan. Moet je als werkgever ook willen investeren in mensen die iets heel anders gaan doen, zelfs als je weet dat ze jouw bedrijf verlaten? Of is het logisch dat opleiden alleen loont als het ook terugkomt?
>>> Bekijk hier het hele artikel op de website van vno-ncw.nl.
Waarom is dit relevant voor mijn OR?
Investeren in vertrekkende medewerkers? Is dat een goed idee? Waarom zou je dat doen? In het artikel worden verschillende werkgevers naar hun mening gevraagd. Wij vinden hun antwoorden verrassend positief. Investeren in medewerkers over de grenzen van je eigen onderneming getuigt van goed werkgeverschap. De vertrekkende medewerker kan dienen als een ambassadeur voor de organisatie die hij of zij verlaten heeft. Daar heeft de organisatie vroeg of laat profijt van. De oud-medewerker kan anderen die aan het solliciteren zijn wijzen op de goede werksfeer van het bedrijf.
Als ondernemingsraad heb je altijd de ruimte om dit onderwerp te bespreken met de bestuurder in een overlegvergadering (artikel 24 WOR). Voor alle onderwerpen waar de onderneming mooier en beter van wordt (artikel 2 WOR) is ruimte in deze vergadering. Zowel van de kant van de bestuurder als van de ondernemingsraad. De OR kan ook het initiatief nemen en een voorstel doen over het investeren in (vertrekkende) medewerkers. Zie hiervoor artikel 23 lid 3 WOR.
Als OR is het goed met elkaar als raad na te denken over de vraag of jullie als leden het een goed idee vinden en op welke manier jullie vinden dat de onderneming zou kunnen bijdragen. Je zou kunnen denken aan investeren in geld (het -gedeeltelijk- betalen van de opleiding), in tijd (opleiding volgen onder werktijd) of een combinatie van beiden. Of misschien wel op een heel andere manier.

