In de krant stond een paar weken geleden een stukje over een Italiaanse senator die in een arbeidsovereenkomst voor zijn secretaresse had opgenomen dat hij éénmaal in de week seks met haar wilde hebben. De krant neemt dit kennelijk serieus wat ook bleek uit verschillende gesprekjes hierover. Maar mijn vraag is dan: Welke secretaresse zou dit in deze overeenkomst dan ondertekenen en waarom? Het bleek dat velen er van uit gaan dat er een dwang was om te tekenen en hiermee akkoord te gaan. Misbruik van macht dus?
Die reacties gaan ervan uit dat de verantwoordelijkheid voor de inhoud van de arbeidsovereenkomst bij de senator of meer algemeen bij de werkgever ligt. Maar dat is niet het karakter van een overeenkomst. Daarbij tekent ook de tegenpartij en die heeft eveneens een verantwoordelijkheid voor de inhoud. Alleen in de klassieke beeldvorming heeft de werkgever de macht tegenover de onmacht van de werknemer. We moeten dit beeld eens tegen het licht houden. Want dit beeld klopt niet met de hedendaagse werkelijkheid.
Vooral omdat het aantal ZZP-ers blijft groeien. Dat heeft als achtergrond dat ZZP-ers geen behoefte meer hebben aan een arbeidsovereenkomst met een oerwoud aan regelingen. Die willen niet meer de machtspositie van de werkgever erkennen. De ZZP-er zoekt de gelijkwaardigheid tussen degene die opdracht geeft en degene die de opdracht aanneemt. Dat hangt zelfs niet af van het opleidingsniveau want stratenmakers en de uitvoerende werknemers in de bouw gaan ook steeds meer als ZZP-er werken. Bovendien is er een toenemende spanning tussen flexwerk en vast werk. De overheid tracht dat met wetgeving te repareren maar de vraag is of dat niet tegen de stroom in roeien is.
De behoefte om meer invloed te hebben op het eigen werk neemt toe. Dat is ook in de lijn van de ontwikkeling van de werknemers in de loop der jaren. Het opleidingsniveau neemt toe, zelfs het lager onderwijs is stukken beter dan in de jaren ’60. En de kansen om ook zonder een opleiding door te stromen naar beter werk nemen ook toe. Langzaam maar zeker komen we dus in een geheel ander aanbod van de arbeidsmarkt terecht. De werknemer in de klassieke zin verdwijnt dus ook de CAO zal moeten veranderen.
Het lijkt erop dat iedereen op iedereen wacht. Er heerst doodse stilte aan het arbeidsvoorwaardenfront. In de media is geen spoor van vernieuwing te vinden. Soms wordt de stelling betrokken dat de CAO achterhaald is maar daar volgt geen reactie op. Het sociaal akkoord tussen werkgevers, werknemers en overheid gaat wel in op het flexwerk maar zodanig dat het flexwerk meer gelijkwaardig moet worden aan het vaste contract.
Vakbonden, werkgevers, HR managers en or-leden moeten vooruit zien en zich voorbereiden op veranderingen voor de toekomst. Er zijn voorstellen nodig, voor een sociale innovatie, van alle partijen. Dat begint altijd decentraal dus in de onderneming, or-en krijgen nu een kans om de arbeidsvoorwaarden nieuwe vormen te geven.
Cor P. Berkel
Redacteur OR-Online
